Information du mot schijnen (néerlandais → espéranto: lumi)

Synonymes: aan zijn, lichten, licht geven

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈsxɛi̯nə(n)/
Césureschij·nen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) schijn(ik) scheen
(jij) schijnt(jij) scheen
(hij) schijnt(hij) scheen
(wij) schijnen(wij) schenen
(jullie) schijnen(jullie) schenen
(gij) schijnt(gij) scheent
(zij) schijnen(zij) schenen
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) schijne(dat ik) schene
(dat jij) schijne(dat jij) schene
(dat hij) schijne(dat hij) schene
(dat wij) schijnen(dat wij) schenen
(dat jullie) schijnen(dat jullie) schenen
(dat gij) schijnet(dat gij) schenet
(dat zij) schijnen(dat zij) schenen
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
schijnschijnt
Participes
Participe présentParticipe passé
schijnend, schijnende(hebben) geschenen

Exemples d’usage

De maan was al opgekomen en scheen op de open plek.

Traductions

allemandleuchten
anglaisshine; gleam
bas allemandskynen
catalanfer llum; il·luminar; llumejar; resplendir
danoisskinne
espérantolumi
féringienlýsa
finnoisvalaista
françaisêtre lumineux; luire
frison saterlandljuchte; luchtje
polonaisświecić
portugaisfulgurar; luzir
thaïฉาย