Information du mot afsteken (néerlandais → espéranto: kontrasti)

Synonyme: contrasteren

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɑfstekə(n)/
Césureaf·ste·ken

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) steek af(ik) stak af
(jij) steekt af(jij) stak af
(hij) steekt af(hij) stak af
(wij) steken af(wij) staken af
(jullie) steken af(jullie) staken af
(gij) steekt af(gij) staakt af
(zij) steken af(zij) staken af
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) afsteke(dat ik) afstake
(dat jij) afsteke(dat jij) afstake
(dat hij) afsteke(dat hij) afstake
(dat wij) afsteken(dat wij) afstaken
(dat jullie) afsteken(dat jullie) afstaken
(dat gij) afsteket(dat gij) afstaket
(dat zij) afsteken(dat zij) afstaken
Participes
Participe présentParticipe passé
afstekend, afstekende(hebben) afgestoken

Exemples d’usage

Voor zich uit zag hij de Toren van de Olifant tegen de hemel afsteken.

Traductions

allemandim Gegensatz stehen; abstechen; sich hervorheben
anglaiscontrast
espérantokontrasti
frison occidentalôfstekke
portugaiscontrastar