Sinonimoj: aleer, alvorens te, eer, voor, vooraleer, voordat
| Vortspeco | konjunkcio |
|---|
| Prononco | /ɑlˈvoːrəns/ |
|---|
| Divido | al·vo·rens |
|---|
Alvorens tot berekeningen over te gaan, is het nodig een duidelijk beeld te hebben van hetgeen men berekenen wil.
Amiante dacht even na alvorens te antwoorden.
Hij keek een paar keer de kamer rond, opende voorzichtig de deur en stak zijn hoofd om de deur alvorens naast me te gaan zitten.
Het was Joe Corrigan geweest die erop aangedrongen had dat zij, alvorens het zaakje op te knappen, in de kroeg een borrel zouden nemen en hij had zijn zin doorgedreven hoewel Ted Orping ertegen was geweest.