Informo pri la vorto afwissen (nederlanda → esperanto: viŝi)

Sinonimoj: afvegen, vegen, wissen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɑfʋɪsə(n)/
Dividoaf·wis·sen

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) wis af(ik) wiste af
(jij) wist af(jij) wiste af
(hij) wist af(hij) wiste af
(wij) wissen af(wij) wisten af
(jullie) wissen af(jullie) wisten af
(gij) wist af(gij) wistet af
(zij) wissen af(zij) wisten af
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) afwisse(dat ik) afwiste
(dat jij) afwisse(dat jij) afwiste
(dat hij) afwisse(dat hij) afwiste
(dat wij) afwissen(dat wij) afwisten
(dat jullie) afwissen(dat jullie) afwisten
(dat gij) afwisset(dat gij) afwistet
(dat zij) afwissen(dat zij) afwisten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
wis afwist af
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
afwissend, afwissende(hebben) afgewist

Tradukoj

anglawipe; wipe off
ĉeĥautírat
esperantoviŝi
feroaturka
finnapyyhkiä
francaeffacer; essuyer
germanawischen
havajaholoi; hoʻokāwele; kāwele
hispanaenjugar; fregar; limpiar; secar
jidaװישן
katalunaeixugar; esborrar; fregar; torcar
latinotergere
luksemburgiawëschen
malajahapus; lap; menghapus
norvegatørke
okcidenta frizonaôffeie; ôfwiskje; wiskje; feie
platgermanawisken
polawycierać
portugalaenxugar; limpar
rusaвытирать
saterlanda frizonawiskje