Informo pri la vorto doorzóéken (nederlanda → esperanto: traserĉi)

Sinonimoj: afschuimen, afzoeken, doorspitten

Vortspecoverbo
Prononco/doːrˈzukə(n)/
Dividodoor·zoe·ken

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) doorzoek(ik) doorzocht
(jij) doorzoekt(jij) doorzocht
(hij) doorzoekt(hij) doorzocht
(wij) doorzoeken(wij) doorzochten
(jullie) doorzoeken(jullie) doorzochten
(gij) doorzoekt(gij) doorzocht
(zij) doorzoeken(zij) doorzochten
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) doorzoeke(dat ik) doorzochte
(dat jij) doorzoeke(dat jij) doorzochte
(dat hij) doorzoeke(dat hij) doorzochte
(dat wij) doorzoeken(dat wij) doorzochten
(dat jullie) doorzoeken(dat jullie) doorzochten
(dat gij) doorzoeket(dat gij) doorzochtet
(dat zij) doorzoeken(dat zij) doorzochten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
doorzoekdoorzoekt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
doorzoekend, doorzoekende(hebben) doorzocht

Uzekzemploj

Zij doorzochten alle hoeken en gaten.
Hij begon de hut systematisch te doorzoeken.
Haar koffer was geopend en doorzocht terwijl ze weg was.
Annan verzekerde Ṣaddām dat de wapeninspecteurs diens paleizen maar één keer mochten doorzoeken.
Dan kon hij ongehinderd het hele bezit van onder tot boven doorzoeken.
Hij doorzocht de afval zo vlug hij kon, maar het viel niet mee.