Informo pri la vorto wonen (nederlanda → esperanto: rezidi)

Sinonimo: resideren

Vortspecoverbo
Prononco/ˈʋonə(n)/
Dividowo·nen

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) woon(ik) woonde
(jij) woont(jij) woonde
(hij) woont(hij) woonde
(wij) wonen(wij) woonden
(jullie) wonen(jullie) woonden
(gij) woont(gij) woondet
(zij) wonen(zij) woonden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) wone(dat ik) woonde
(dat jij) wone(dat jij) woonde
(dat hij) wone(dat hij) woonde
(dat wij) wonen(dat wij) woonden
(dat jullie) wonen(dat jullie) woonden
(dat gij) wonet(dat gij) woondet
(dat zij) wonen(dat zij) woonden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
woonwoont
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
wonend, wonende(hebben) gewoond

Tradukoj

anglareside
esperantorezidi
feroabúgva
hispanaresidir
platgermanawonnen; woanen