Informo pri la vorto floreren (nederlanda → esperanto: prosperi)

Sinonimoj: bloeien, gedijen, tieren, vooruitkomen, welvaren

Vortspecoverbo
Prononco/floˈreːrə(n)/
Dividoflo·re·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) floreer(ik) floreerde
(jij) floreert(jij) floreerde
(hij) floreert(hij) floreerde
(wij) floreren(wij) floreerden
(jullie) floreren(jullie) floreerden
(gij) floreert(gij) floreerdet
(zij) floreren(zij) floreerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) florere(dat ik) floreerde
(dat jij) florere(dat jij) floreerde
(dat hij) florere(dat hij) floreerde
(dat wij) floreren(dat wij) floreerden
(dat jullie) floreren(dat jullie) floreerden
(dat gij) floreret(dat gij) floreerdet
(dat zij) floreren(dat zij) floreerden
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
florerend, florerende(hebben) gefloreerd

Uzekzemploj

De misdaad scheen te floreren.
Niet alleen de natuur in de Millingerwaard floreert, ook economisch gaat het er voor de wind.
De zaak floreerde.

Tradukoj

afrikansofloreer
anglaprosper; flourish; thrive
esperantoprosperi; flori
feroaeydnast; trívast
francaprospérer
germanagedeihen; gelingen; geraten; glücken; prosperieren
grekaακμάζω
hispanaprosperar
italaprosperare
katalunaprosperar
polapowodzić się; prosperować
portugalaprosperar
saterlanda frizonadäie; gelinge; glukje; roakje; tiegje