Informo pri la vorto voorspéllen (nederlanda → esperanto: prognozi)

Vortspecoverbo
Prononco/vorˈspɛlə(n)/
Dividovoor·spel·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) voorspel(ik) voorspelde
(jij) voorspelt(jij) voorspelde
(hij) voorspelt(hij) voorspelde
(wij) voorspellen(wij) voorspelden
(jullie) voorspellen(jullie) voorspelden
(gij) voorspelt(gij) voorspeldet
(zij) voorspellen(zij) voorspelden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) voorspélle(dat ik) voorspelde
(dat jij) voorspélle(dat jij) voorspelde
(dat hij) voorspélle(dat hij) voorspelde
(dat wij) voorspellen(dat wij) voorspelden
(dat jullie) voorspellen(dat jullie) voorspelden
(dat gij) voorspellet(dat gij) voorspeldet
(dat zij) voorspellen(dat zij) voorspelden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
voorspelvoorspelt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
voorspellend, voorspellende(hebben) voorspeld

Uzekzemploj

Het KNMI voorspelt dat de regenbuien tijdens de spits van het zuiden naar het noorden van het land trekken.
Dat voorspelde de dokter me ook al.
De belastinginkomsten waren 3,5 miljard euro hoger dan in 2013 en 1,2 miljard euro meer dan de overheid begin vorig jaar had voorspeld.