Informo pri la vorto beploegen (nederlanda → esperanto: plugi)

Sinonimoj: omploegen, ploegen

Vortspecoverbo
Prononco/bəˈpluɣə(n)/
Dividobe·ploe·gen

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) beploeg(ik) beploegde
(jij) beploegt(jij) beploegde
(hij) beploegt(hij) beploegde
(wij) beploegen(wij) beploegden
(jullie) beploegen(jullie) beploegden
(gij) beploegt(gij) beploegdet
(zij) beploegen(zij) beploegden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) beploege(dat ik) beploegde
(dat jij) beploege(dat jij) beploegde
(dat hij) beploege(dat hij) beploegde
(dat wij) beploegen(dat wij) beploegden
(dat jullie) beploegen(dat jullie) beploegden
(dat gij) beploeget(dat gij) beploegdet
(dat zij) beploegen(dat zij) beploegden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
beploegbeploegt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
beploegend, beploegende(hebben) beploegd

Tradukoj

anglaplough
angla (malnovangla)erian
ĉeĥaorat; zorat
danapløje
esperantoplugi
feroapløga
finnakyntää
francalabourer
germanapflügen
hispanaarar
katalunallaurar; solcar
kimraarddu
latinoarare
malajamembajak
okcidenta frizonaploegje; ploeie
papiamentoara; plug
portugalaarar; lavrar
saterlanda frizonaplöigje; plougje
skotaplou
svedaplöja