Informo pri la vorto bevallen (nederlanda → esperanto: plaĉi)

Sinonimoj: aanstaan, behagen, believen, zinnen

Vortspecoverbo
Prononco/bəˈvɑlə(n)/
Dividobe·val·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) beval(ik) beviel
(jij) bevalt(jij) beviel
(hij) bevalt(hij) beviel
(wij) bevallen(wij) bevielen
(jullie) bevallen(jullie) bevielen
(gij) bevalt(gij) bevielt
(zij) bevallen(zij) bevielen
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) bevalle(dat ik) beviele
(dat jij) bevalle(dat jij) beviele
(dat hij) bevalle(dat hij) beviele
(dat wij) bevallen(dat wij) bevielen
(dat jullie) bevallen(dat jullie) bevielen
(dat gij) bevallet(dat gij) bevielet
(dat zij) bevallen(dat zij) bevielen
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
bevallend, bevallende(hebben) bevallen

Uzekzemploj

Onze komst bevalt ze niet.
En het uiterlijk van die oude beviel me niet.
Dit zal me uitstekend bevallen.
Dat beviel haar niet maar ze zei dat ze het er dan maar mee zou doen.
Maar dat beval de burgemeester niet.

Tradukoj

anglaplease
angla (malnovangla)lician
ĉeĥalíbit se
danabehage
esperantoplaĉi
feroadáma
finnamiellyttää
francaplaire
germanabehagen; belieben; gefallen
hispanaagradar; gustar
italapiacere
katalunaagradar; plaure
okcidenta frizonanoaskje; sinnigje; befalle
polapodobać się
portugalaagradar; aprazer
saterlanda frizonabeljoowje; gefaale; konvenierje
svedabehaga