Informo pri la vorto piepen (nederlanda → esperanto: pepi)

Sinonimoj: sjilpen, tjilpen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈpipə(n)/
Dividopie·pen

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) piep(ik) piepte
(jij) piept(jij) piepte
(hij) piept(hij) piepte
(wij) piepen(wij) piepten
(jullie) piepen(jullie) piepten
(gij) piept(gij) pieptet
(zij) piepen(zij) piepten
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) piepe(dat ik) piepte
(dat jij) piepe(dat jij) piepte
(dat hij) piepe(dat hij) piepte
(dat wij) piepen(dat wij) piepten
(dat jullie) piepen(dat jullie) piepten
(dat gij) piepet(dat gij) pieptet
(dat zij) piepen(dat zij) piepten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
pieppiept
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
piepend, piepende(hebben) gepiept

Tradukoj

anglachirp; peep; squeak; beep
esperantopepi
feroaláta
francagazouiller; pépier
germanapiepen; zwitschern
hispanagorjear; piar
portugalagorjear; piar; pipilar
saterlanda frizonajalpe; piepje; trillierje