Informo pri la vorto paraderen (nederlanda → esperanto: paradi)

Sinonimoj: pralen, prijken, pronken

Vortspecoverbo
Prononco/paraˈdeːrə(n)/
Dividopa·ra·de·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) paradeer(ik) paradeerde
(jij) paradeert(jij) paradeerde
(hij) paradeert(hij) paradeerde
(wij) paraderen(wij) paradeerden
(jullie) paraderen(jullie) paradeerden
(gij) paradeert(gij) paradeerdet
(zij) paraderen(zij) paradeerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) paradere(dat ik) paradeerde
(dat jij) paradere(dat jij) paradeerde
(dat hij) paradere(dat hij) paradeerde
(dat wij) paraderen(dat wij) paradeerden
(dat jullie) paraderen(dat jullie) paradeerden
(dat gij) paraderet(dat gij) paradeerdet
(dat zij) paraderen(dat zij) paradeerden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
paradeerparadeert
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
paraderend, paraderende(hebben) geparadeerd

Tradukoj

anglaparade
esperantoparadi
francaparader
germanaParade machen; paradieren; prunken; stolzieren
hispanadesfilar; formar; ostentar; pavonearse
portugalaalardear; desfilar; formar em parada
saterlanda frizonaparadierje; prunkje