Informo pri la vorto nummeren (nederlanda → esperanto: numeri)

Vortspecoverbo
Prononco/ˈnɵmərə(n)/
Dividonum·me·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) nummer(ik) nummerde
(jij) nummert(jij) nummerde
(hij) nummert(hij) nummerde
(wij) nummeren(wij) nummerden
(jullie) nummeren(jullie) nummerden
(gij) nummert(gij) nummerdet
(zij) nummeren(zij) nummerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) nummere(dat ik) nummerde
(dat jij) nummere(dat jij) nummerde
(dat hij) nummere(dat hij) nummerde
(dat wij) nummeren(dat wij) nummerden
(dat jullie) nummeren(dat jullie) nummerden
(dat gij) nummeret(dat gij) nummerdet
(dat zij) nummeren(dat zij) nummerden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
nummernummert
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
nummerend, nummerende(hebben) genummerd

Uzekzemploj

Ieder pand moet genummerd worden.

Tradukoj

anglanumber
esperantonumeri
germananumerieren
hispananumerar
portugalanumerar
saterlanda frizonanumerierje