Informo pri la vorto accumuleren (nederlanda → esperanto: akumuli)

Sinonimoj: opeenhopen, ophopen

Vortspecoverbo
Prononco/ɑkymyˈleːrə(n)/
Dividoac·cu·mu·le·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) accumuleer(ik) accumuleerde
(jij) accumuleert(jij) accumuleerde
(hij) accumuleert(hij) accumuleerde
(wij) accumuleren(wij) accumuleerden
(jullie) accumuleren(jullie) accumuleerden
(gij) accumuleert(gij) accumuleerdet
(zij) accumuleren(zij) accumuleerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) accumulere(dat ik) accumuleerde
(dat jij) accumulere(dat jij) accumuleerde
(dat hij) accumulere(dat hij) accumuleerde
(dat wij) accumuleren(dat wij) accumuleerden
(dat jullie) accumuleren(dat jullie) accumuleerden
(dat gij) accumuleret(dat gij) accumuleerdet
(dat zij) accumuleren(dat zij) accumuleerden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
accumuleeraccumuleert
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
accumulerend, accumulerende(hebben) geaccumuleerd

Tradukoj

anglaaccumulate
esperantoakumuli
francaaccumuler
germanaakkumulieren; anhäufen; ansammeln; aufhäufen; speichern; aufspeichern; stauen; aufstauen; auflaufen lassen
hispanaacopiar; acumular
islandahlaðast upp; safna; safnast saman
katalunaacumular
latinoaccumulare
papiamentoakumulá
platgermanaakkumuleren
portugalaacumular; juntar em excesso