Informo pri la vorto betegelen (nederlanda → esperanto: kaheli)

Vortspecoverbo
Prononco/bəˈteɣələ(n)/
Dividobe·te·ge·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) betegel(ik) betegelde
(jij) betegelt(jij) betegelde
(hij) betegelt(hij) betegelde
(wij) betegelen(wij) betegelden
(jullie) betegelen(jullie) betegelden
(gij) betegelt(gij) betegeldet
(zij) betegelen(zij) betegelden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) betegele(dat ik) betegelde
(dat jij) betegele(dat jij) betegelde
(dat hij) betegele(dat hij) betegelde
(dat wij) betegelen(dat wij) betegelden
(dat jullie) betegelen(dat jullie) betegelden
(dat gij) betegelet(dat gij) betegeldet
(dat zij) betegelen(dat zij) betegelden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
betegelbetegelt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
betegelend, betegelende(hebben) betegeld

Uzekzemploj

Ze stapten uit de lift en een vestibule in, die in blauw met wit was betegeld.

Tradukoj

anglatile
esperantokaheli
germanakacheln; fliesen