Informo pri la vorto inviteren (nederlanda → esperanto: inviti)

Sinonimoj: noden, uitnoden, uitnodigen, vragen

Vortspecoverbo
Prononco/ɪnviˈterə(n)/
Dividoin·vi·te·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) inviteer(ik) inviteerde
(jij) inviteert(jij) inviteerde
(hij) inviteert(hij) inviteerde
(wij) inviteren(wij) inviteerden
(jullie) inviteren(jullie) inviteerden
(gij) inviteert(gij) inviteerdet
(zij) inviteren(zij) inviteerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) invitere(dat ik) inviteerde
(dat jij) invitere(dat jij) inviteerde
(dat hij) invitere(dat hij) inviteerde
(dat wij) inviteren(dat wij) inviteerden
(dat jullie) inviteren(dat jullie) inviteerden
(dat gij) inviteret(dat gij) inviteerdet
(dat zij) inviteren(dat zij) inviteerden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
inviteerinviteert
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
inviterend, inviterende(hebben) geïnviteerd

Uzekzemploj

En van dezen inviteerde hij er nooit meer dan een paar tegelijk bij hem thuis.
De eerste parkopzichter inviteerde ons later in zijn huis om onze plannen te bespreken.
Vader heeft me geïnviteerd, maar vader is dood.

Tradukoj

afrikansonooi; uitnooi
albanaftoj
anglainvite
angla (malnovangla)gelaþian
ĉeĥapozvat; zvát
danaindbyde; invitere
esperantoinviti
feroabjóða
finnakutsua
francainviter
germanaeinladen; bitten; auffordern; anregen; veranlassen
hispanainvitar
islandabióða
italainvitare
katalunaconvidar; invitar
malajaajak … mengajak
norvegainvitere
okcidenta frizonanoadzje; nûgje
papiamentoinvitá; kombidá
polazaprosić
portugalaconvidar; invitar
rumanainvita
saterlanda frizonaienleede
svedabjuda; inbjuda; invitera; uppbjuda
tajaชวน; เชิญ