Informo pri la vorto ageren (nederlanda → esperanto: agi)

Sinonimoj: bezig zijn, doen, handelen, optreden, te werk gaan, handelen, presteren

Vortspecoverbo
Prononco/aˈɡeːrə(n)/
Dividoage·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) ageer(ik) ageerde
(jij) ageert(jij) ageerde
(hij) ageert(hij) ageerde
(wij) ageren(wij) ageerden
(jullie) ageren(jullie) ageerden
(gij) ageert(gij) ageerdet
(zij) ageren(zij) ageerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) agere(dat ik) ageerde
(dat jij) agere(dat jij) ageerde
(dat hij) agere(dat hij) ageerde
(dat wij) ageren(dat wij) ageerden
(dat jullie) ageren(dat jullie) ageerden
(dat gij) ageret(dat gij) ageerdet
(dat zij) ageren(dat zij) ageerden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
ageerageert
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
agerend, agerende(hebben) geageerd

Tradukoj

afrikansooptree; presteer
anglaact; take action; move; perform
ĉeĥapůsobit; pracovat; účinkovat
esperantoagi
feroagera; virka
finnatoimia
francaagir; opérer
germanaagieren; handeln; verfahren; vorgehen; wirken; tätig sein; machen; sich verhalten; einwirken
hispanaactuar; obrar
hungaracselekszik; tesz
italaagire
katalunaaccionar; actuar; obrar
latinoagere
okcidenta frizonakrewearje; dwaan
papiamentoaktua
portugalaagir; obrar; proceder
rusaпоступать
saterlanda frizonaagierje; ferfoare; foargunge; hondelje; wirkje