Sinonimoj: afzetten, beslaan, garneren, uitmonsteren
Vortspeco | verbo |
---|
Prononco | /stɔˈferə(n)/ |
---|
Divido | stof·fe·ren |
---|
Konjugacio
Indikativo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(ik) stoffeer | (ik) stoffeerde |
(jij) stoffeert | (jij) stoffeerde |
(hij) stoffeert | (hij) stoffeerde |
(wij) stofferen | (wij) stoffeerden |
(jullie) stofferen | (jullie) stoffeerden |
(gij) stoffeert | (gij) stoffeerdet |
(zij) stofferen | (zij) stoffeerden |
Subjunktivo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(dat ik) stoffere | (dat ik) stoffeerde |
(dat jij) stoffere | (dat jij) stoffeerde |
(dat hij) stoffere | (dat hij) stoffeerde |
(dat wij) stofferen | (dat wij) stoffeerden |
(dat jullie) stofferen | (dat jullie) stoffeerden |
(dat gij) stofferet | (dat gij) stoffeerdet |
(dat zij) stofferen | (dat zij) stoffeerden |
Imperativo |
---|
Singularo/Pluralo | Pluralo |
---|
stoffeer | stoffeert |
Participoj |
---|
Prezenca participo | Preterita participo |
---|
stofferend, stofferende | (hebben) gestoffeerd |
In ons land bestaan wel streken met weinig bomen en echte wouden zijn hier helemaal niet meer, maar over het geheel gezien is het Nederlandse landschap rijk gestoffeerd met bomen in vele soorten en vormen.