Sinonimoj: uitdragen, wegbrengen
Konjugacio
Indikativo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(ik) draag weg | (ik) droeg weg |
(jij) draagt weg | (jij) droeg weg |
(hij) draagt weg | (hij) droeg weg |
(wij) dragen weg | (wij) droegen weg |
(jullie) dragen weg | (jullie) droegen weg |
(gij) draagt weg | (gij) droegt weg |
(zij) dragen weg | (zij) droegen weg |
Subjunktivo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(dat ik) wegdrage | (dat ik) wegdroege |
(dat jij) wegdrage | (dat jij) wegdroege |
(dat hij) wegdrage | (dat hij) wegdroege |
(dat wij) wegdragen | (dat wij) wegdroegen |
(dat jullie) wegdragen | (dat jullie) wegdroegen |
(dat gij) wegdraget | (dat gij) wegdroeget |
(dat zij) wegdragen | (dat zij) wegdroegen |
Imperativo |
---|
Singularo/Pluralo | Pluralo |
---|
draag weg | draagt weg |
Participoj |
---|
Prezenca participo | Preterita participo |
---|
wegdragend, wegdragende | (hebben) weggedragen |