Informo pri la vorto opjutten (nederlanda → esperanto: inciti)

Sinonimoj: aanstoken, ophitsen, op stang jagen, prikkelen, sarren, opstoken

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɔpjɵtə(n)/
Dividoop·jut·ten

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) jut op(ik) jutte op
(jij) jut op(jij) jutte op
(hij) jut op(hij) jutte op
(wij) jutten op(wij) jutten op
(jullie) jutten op(jullie) jutten op
(gij) jut op(gij) juttet op
(zij) jutten op(zij) jutten op
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) opjutte(dat ik) opjutte
(dat jij) opjutte(dat jij) opjutte
(dat hij) opjutte(dat hij) opjutte
(dat wij) opjutten(dat wij) opjutten
(dat jullie) opjutten(dat jullie) opjutten
(dat gij) opjuttet(dat gij) opjuttet
(dat zij) opjutten(dat zij) opjutten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
jut opjut op
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
opjuttend, opjuttende(hebben) opgejut

Uzekzemploj

Mijn vader heeft zich laten opjutten door zijn soldaten.

Tradukoj

anglaincite; rile up
danatirre
esperantoinciti
feroaarga; øsa
finnaärsyttää
francaagacer; irriter
germanaanreizen; aufhetzen; reizen; aufreizen; anstacheln; aufstacheln; treiben; antreiben; anstiften; erregen
hispanaacuciar; incitar
italaincitare; spronare
katalunaincitar
okcidenta frizonaoanhysje; oansjasje
portugalaconcitar; incitar; provocar
rumanaațâța; incita; provoca; stimula
saterlanda frizonaanraitsje; aphisje; raitsje; taargje
turkaalevlendirmek