Informo pri la vorto initiëren (nederlanda → esperanto: inici)

Sinonimo: inwijden

Vortspecoverbo
Prononco/ini(t)siˈjerə(n)/
Dividoini·ti·e·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) initieer(ik) initieerde
(jij) initieert(jij) initieerde
(hij) initieert(hij) initieerde
(wij) initiëren(wij) initieerden
(jullie) initiëren(jullie) initieerden
(gij) initieert(gij) initieerdet
(zij) initiëren(zij) initieerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) initiëre(dat ik) initieerde
(dat jij) initiëre(dat jij) initieerde
(dat hij) initiëre(dat hij) initieerde
(dat wij) initiëren(dat wij) initieerden
(dat jullie) initiëren(dat jullie) initieerden
(dat gij) initiëret(dat gij) initieerdet
(dat zij) initiëren(dat zij) initieerden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
initieerinitieert
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
initiërend, initiërende(hebben) geïnitieerd

Tradukoj

anglainitiate
esperantoinici; adeptigi
germanaeinweihen; einführen
hispanainiciar