Informo pri la vorto bedisselen (nederlanda → esperanto: aranĝi)

Sinonimoj: aanrichten, arrangeren, opstellen, regelen, ritselen, zorgen voor, in orde maken, ordonneren

Vortspecoverbo
Prononco/bəˈdɪsələ(n)/
Dividobe·dis·se·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) bedissel(ik) bedisselde
(jij) bedisselt(jij) bedisselde
(hij) bedisselt(hij) bedisselde
(wij) bedisselen(wij) bedisselden
(jullie) bedisselen(jullie) bedisselden
(gij) bedisselt(gij) bedisseldet
(zij) bedisselen(zij) bedisselden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) bedissele(dat ik) bedisselde
(dat jij) bedissele(dat jij) bedisselde
(dat hij) bedissele(dat hij) bedisselde
(dat wij) bedisselen(dat wij) bedisselden
(dat jullie) bedisselen(dat jullie) bedisselden
(dat gij) bedisselet(dat gij) bedisseldet
(dat zij) bedisselen(dat zij) bedisselden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
bedisselbedisselt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
bedisselend, bedisselende(hebben) bedisseld

Uzekzemploj

Hij haalde de schouders op en begon de maaltijd te bedisselen.
Op het stadhuis was de ambtenaar eerste klasse Dorknoper bezig aanslagen te bedisselen voor het nieuwe jaar, toen hij gestoord werd door heer Bommel en Tom Poes.

Tradukoj

afrikansosorg vir; reël
anglaarrange
danaindrette; ordne; arrangere
esperantoaranĝi
feroaskipa fyri
finnajärjestää
francaaccommoder; arranger; disposer; goupiller
germanaarrangieren; einrichten; ordnen; anordnen; veranstalten; in Ordnung bringen; zurechtmachen; herrichten; organisieren; vorbereiten; machen; bearbeiten; ausrichten; abwickeln; erledigen; übereinkommen
hispanaarreglar
islandainnrétta
italapredisporre; sistemare
katalunaarranjar; arreglar
malajaatur … mengatur
norvegainnrede
polaorganizować; urządzać
portugalaarranjar; arrumar; dispor; ordenar; preparar
saterlanda frizonaanoardenje; arrangierje; feranstaltje; iengjuchte; oardenje
svedaarrangera; inreda
tajaจัด
turkadüzenlemek; tertip etmek