Informo pri la vorto doseren (nederlanda → esperanto: dozi)

Sinonimo: afwegen

Vortspecoverbo
Prononco/doˈzerə(n)/
Dividodo·se·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) doseer(ik) doseerde
(jij) doseert(jij) doseerde
(hij) doseert(hij) doseerde
(wij) doseren(wij) doseerden
(jullie) doseren(jullie) doseerden
(gij) doseert(gij) doseerdet
(zij) doseren(zij) doseerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) dosere(dat ik) doseerde
(dat jij) dosere(dat jij) doseerde
(dat hij) dosere(dat hij) doseerde
(dat wij) doseren(dat wij) doseerden
(dat jullie) doseren(dat jullie) doseerden
(dat gij) doseret(dat gij) doseerdet
(dat zij) doseren(dat zij) doseerden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
doseerdoseert
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
doserend, doserende(hebben) gedoseerd

Tradukoj

anglameasure out; proportion
esperantodozi
germanadosieren; abmessen; zumessen
hispanadosificar
portugaladosar