Indikativo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(ik) najaag achter | (ik) najaagde achter, najoeg achter |
(jij) najaagt achter | (jij) najaagde achter, najoeg achter |
(hij) najaagt achter | (hij) najaagde achter, najoeg achter |
(wij) najagen achter | (wij) najaagden achter, najoegen achter |
(jullie) najagen achter | (jullie) najaagden achter, najoegen achter |
(gij) najaagt achter | (gij) najaagdet achter, najoegt achter |
(zij) najagen achter | (zij) najaagden achter, najoegen achter |
Subjunktivo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(dat ik) achternajage | (dat ik) achternajaagde, achternajoege |
(dat jij) achternajage | (dat jij) achternajaagde, achternajoege |
(dat hij) achternajage | (dat hij) achternajaagde, achternajoege |
(dat wij) achternajagen | (dat wij) achternajaagden, achternajoegen |
(dat jullie) achternajagen | (dat jullie) achternajaagden, achternajoegen |
(dat gij) achternajaget | (dat gij) achternajaagdet, achternajoeget |
(dat zij) achternajagen | (dat zij) achternajaagden, achternajoegen |
Imperativo |
---|
Singularo/Pluralo | Pluralo |
---|
jaag achterna | jaagt achterna |
Participoj |
---|
Prezenca participo | Preterita participo |
---|
achternajagend, achternajagende | (hebben) achternagejaagd |