Informo pri la vorto ómspoelen (nederlanda → esperanto: gargari)

Sinonimoj: afspoelen, gorgelen, spoelen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɔmspulə(n)/
Dividoom·spoe·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) spoel om(ik) spoelde om
(jij) spoelt om(jij) spoelde om
(hij) spoelt om(hij) spoelde om
(wij) spoelen om(wij) spoelden om
(jullie) spoelen om(jullie) spoelden om
(gij) spoelt om(gij) spoeldet om
(zij) spoelen om(zij) spoelden om
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) omspoele(dat ik) omspoelde
(dat jij) omspoele(dat jij) omspoelde
(dat hij) omspoele(dat hij) omspoelde
(dat wij) omspoelen(dat wij) omspoelden
(dat jullie) omspoelen(dat jullie) omspoelden
(dat gij) omspoelet(dat gij) omspoeldet
(dat zij) omspoelen(dat zij) omspoelden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
spoel omspoelt om
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
omspoelend, omspoelende(hebben) omgespoeld