Informo pri la vorto afstammen (nederlanda → esperanto: deveni)

Sinonimoj: het gevolg zijn van, ontspruiten, voortkomen, stammen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɑfstɑmə(n)/
Dividoaf·stam·men

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) stam af(ik) stamde af
(jij) stamt af(jij) stamde af
(hij) stamt af(hij) stamde af
(wij) stammen af(wij) stamden af
(jullie) stammen af(jullie) stamden af
(gij) stamt af(gij) stamdet af
(zij) stammen af(zij) stamden af
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) afstamme(dat ik) afstamde
(dat jij) afstamme(dat jij) afstamde
(dat hij) afstamme(dat hij) afstamde
(dat wij) afstammen(dat wij) afstamden
(dat jullie) afstammen(dat jullie) afstamden
(dat gij) afstammet(dat gij) afstamdet
(dat zij) afstammen(dat zij) afstamden
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
afstammend, afstammende(zijn) afgestamd

Uzekzemploj

Waarschijnlijk stammen ze af van de uitgestorven Condylarthra.

Tradukoj

angladerive; stem
danaafstamme
esperantodeveni; origini
feroakoma av; vera ættaður frá
francaprovenir
germanaentspringen; entstehen; herkommen; stammen; abstammen
hispanaoriginarse; proceder
italadiscendere
katalunaoriginar‐se; procedir; se originari; venir de
okcidenta frizonaôfskaaie; ôfstamje
platgermanastammen
portugaladerivar; provir; vir de
saterlanda frizonaäntspringe; äntstounde; häärkuume; oustamme; stamme
svedahärstamma