Sinonimoj: deelnemen, meemaken, participeren, deelnemen aan
Vortspeco | verbo |
---|
Prononco | /ˈmedun/ |
---|
Divido | mee·doen |
---|
Konjugacio
Indikativo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(ik) doe mee | (ik) deed mee |
(jij) doet mee | (jij) deed mee |
(hij) doet mee | (hij) deed mee |
(wij) doen mee | (wij) deden mee |
(jullie) doen mee | (jullie) deden mee |
(gij) doet mee | (gij) deedt mee |
(zij) doen mee | (zij) deden mee |
Subjunktivo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(dat ik) meedoe | (dat ik) meedede |
(dat jij) meedoe | (dat jij) meedede |
(dat hij) meedoe | (dat hij) meedede |
(dat wij) meedoen | (dat wij) meededen |
(dat jullie) meedoen | (dat jullie) meededen |
(dat gij) meedoet | (dat gij) meededet |
(dat zij) meedoen | (dat zij) meededen |
Imperativo |
---|
Singularo/Pluralo | Pluralo |
---|
doe mee | doet mee |
Participoj |
---|
Prezenca participo | Preterita participo |
---|
meedoend, meedoende | (hebben) meegedaan |
Ik neem aan dat je ervan zult afzien zelf mee te doen.
Wij doen toch niet mee.
Waarom doe je niet met je makkers mee?
Hoe doet u mee?
Arglistig begreep dat hij daarmee bedoelde dat het gevaarlijk was en dat hij er niet aan meedeed.
Maar u doet niet mee meneer!