Informatie over het woord dragen (Nederlands → Esperanto: porti)

Synoniemen: voeren, voorhebben

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdraɣə(n)/
Afbrekingdra·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) draag(ik) droeg
(jij) draagt(jij) droeg
(hij) draagt(hij) droeg
(wij) dragen(wij) droegen
(jullie) dragen(jullie) droegen
(gij) draagt(gij) droegt
(zij) dragen(zij) droegen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) drage(dat ik) droege
(dat jij) drage(dat jij) droege
(dat hij) drage(dat hij) droege
(dat wij) dragen(dat wij) droegen
(dat jullie) dragen(dat jullie) droegen
(dat gij) draget(dat gij) droeget
(dat zij) dragen(dat zij) droegen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
draagdraagt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
dragend, dragende(hebben) gedragen

Voorbeelden van gebruik

Hij droeg een enorme bijl over zijn schouder, en achter hem aan kuierde een priester die minzaam glimlachte naar weerskanten.
Maar is er een toegewijd iemand, die aanbiedt om deze last te helpen dragen?
Kun je lopen of moet ik je dragen?
Natuurlijk hebben ze meegenomen wat ze konden dragen.
Harry droeg de lichte bagage van de ingenieur.
Maar zoals je kunt zien, draag ik mijn zwaard.

Vertalingen

Afrikaansdra
Catalaansdur; portar
Deensbære
Duitstragen
Engelsbear; carry
Engels (Oudengels)beran; ferian
Esperantoporti
Faeröersbera
Finskantaa
Fransporter
Hongaarsvisz
Italiaansportare
Jamaicaans Creoolskyari
Latijnportare; tulere; vehere
Maleisangkat … mengangkat
Noorsbære
Poolsnieść; nosić
Portugeescarregar; levar
Roemeensduce
Saterfriesdreege
Spaansllevar
Sranantyari
Thaisสวม; ใส่; แบก; พา…ไป
Tsjechischnést; nosit
Turksnakletmek; taşımak
Westerlauwers Friesdrage
Zweedsbära