Informatie over het woord beminnen (Nederlands → Esperanto: ami)

Synoniemen: houden van, liefhebben, lieven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈmɪnə(n)/
Afbrekingbe·min·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bemin(ik) beminde
(jij) bemint(jij) beminde
(hij) bemint(hij) beminde
(wij) beminnen(wij) beminden
(jullie) beminnen(jullie) beminden
(gij) bemint(gij) bemindet
(zij) beminnen(zij) beminden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) beminne(dat ik) beminde
(dat jij) beminne(dat jij) beminde
(dat hij) beminne(dat hij) beminde
(dat wij) beminnen(dat wij) beminden
(dat jullie) beminnen(dat jullie) beminden
(dat gij) beminnet(dat gij) bemindet
(dat zij) beminnen(dat zij) beminden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
beminbemint
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
beminnend, beminnende(hebben) bemind

Voorbeelden van gebruik

De vrouw die hij beminde, was gered.

Vertalingen

Afrikaanslief wees vir; bemin
Albaneesdua
Catalaansamar
Deenselske; synes om
Duitsgern haben; lieben; liebhaben
Engelslove
Engels (Oudengels)lufian
Esperantoami
Faeröerselska
Finsrakastaa
Fransaimer; trouver plaisir à
Grieksαγαπώ
Grieks (Oudgrieks)ἀγαπάω
Hongaarsimád; kedvel; szeret
IJslandselska
Italiaansamare; volere bene
Kabylischer; ḥemmel
Latijnamare
Maleiskasih
Noorsvære glad i; elske
Papiamentske; kiè; kier; stima
Poolskochać
Portugeesamar; benquerer; gostar de
Roemeensiubi
Russischлюбить; полюбить
Saterfriesjädden liede muuge; muuge
Schots-Gaelischgràdh
Spaansamar; querer
Srananlobi
Swahili‐penda
Thaisรัก
Turkssevmek
Welscaru
Westerlauwers Friesleavje
Zweedsälska