Informatie over het woord plaatsgrijpen (Nederlands → Esperanto: okazi)

Synoniemen: aan de hand zijn, gebeuren, geschieden, gevallen, omgaan, optreden, passeren, plaatshebben, plaatsvinden, voorvallen, zich afspelen, zich voordoen, zich voltrekken, zich toedragen, vóórkomen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈplatsxrɛi̯pə(n)/
Afbrekingplaats·grij·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) grijpt plaats(hij) greep plaats
(zij) grijpen plaats(zij) grepen plaats
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) plaatsgrijpe(dat hij) plaatsgrepe
(dat zij) plaatsgrijpen(dat zij) plaatsgrepen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
plaatsgrijpend, plaatsgrijpende(hebben) plaatsgegrepen

Voorbeelden van gebruik

Het begon tot de burgemeester door te dringen dat er iets eigenaardigs in zijn gemeente plaatsgreep en hij trachtte een waardige, doch krachtige houding te vinden om hieraan het hoofd te bieden.
Er was natuurlijk een heel lange tijd voor nodig, want eerst moesten er allerlei fysiologische en anatomische veranderingen plaatsgrijpen.
Zijn scherp verstand herinnerde zich plotseling de vreemde wekker in de garage en de ontploffing die daar had plaatsgegrepen.

Vertalingen

Afrikaansgebeur; val; plaasvind; vóórkom; afspeel; optree
Catalaansocórrer; tenir lloc
Deensforekomme; ske
Duitsgeschehen; passieren; sich ereignen; stattfinden; vorkommen; auftreten; erfolgen; fallen; spielen
Engelshappen; take place
Engels (Oudengels)becuman; weorþan
Esperantookazi
Faeröershenda seg; verða hildin
Finstapahtua
Fransarriver; avoir lieu; intervenir
Hongaarstörténik
Italiaansaccadere; arrivare; succedere
Jamaicaans Creoolsapm
Latijnaccidere
Maleisterjadi
Nederduitsvöärkummen; geböären
Papiamentsakontesé; sosodé; pasa
Poolswydarzyć się; zdarzyć się
Portugeesacontecer; suceder; ter lugar
Roemeensse întâmpla
Russischбытовать
Saterfriesgeböäre; passierje
Spaansacontecer; ocurrir; realizarse; tener lugar
Srananpasa; psa
Thaisเกิด; เกิดขึ้น
Welsdigwydd
Westerlauwers Friesfoarfalle; plakfine; barre; gebeure
Zweedshända; inträffa; passera