Ynformaasje oer it wurd laveren (Nederlânsk → Esperanto: boardi)

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/laˈverə(n)/
Ofbrekingla·ve·ren

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) laveer(ik) laveerde
(jij) laveert(jij) laveerde
(hij) laveert(hij) laveerde
(wij) laveren(wij) laveerden
(jullie) laveren(jullie) laveerden
(gij) laveert(gij) laveerdet
(zij) laveren(zij) laveerden
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) lavere(dat ik) laveerde
(dat jij) lavere(dat jij) laveerde
(dat hij) lavere(dat hij) laveerde
(dat wij) laveren(dat wij) laveerden
(dat jullie) laveren(dat jullie) laveerden
(dat gij) laveret(dat gij) laveerdet
(dat zij) laveren(dat zij) laveerden
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
laveerlaveert
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
laverend, laverende(hebben) gelaveerd

Foarbylden fan gebrûk

Met bonzend hart laveerden wij over dat stuk zee.
Onder deze omstandigheden kon de driemaster naar het noordwesten laveren en zo om de punt van Barfleur heen varen.

Oarsettingen

Afrikaansklaveer
Dútsklavieren
Esperantoboardi; luvi
Fereuerskskáksigla
Frânsklouvoyer
Ingelsktack; tack about; beat up against the wind
Portegeeskbordejar
Spaanskbarloventear; bordear; navegar de bolina