Ynformaasje oer it wurd aanspoelen (Nederlânsk → Esperanto: surbordiĝi)

Synonimen: aandrijven, aan wal gaan

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈanspulə(n)/
Ofbrekingaan·spoe·len

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) spoel aan(ik) spoelde aan
(jij) spoelt aan(jij) spoelde aan
(hij) spoelt aan(hij) spoelde aan
(wij) spoelen aan(wij) spoelden aan
(jullie) spoelen aan(jullie) spoelden aan
(gij) spoelt aan(gij) spoeldet aan
(zij) spoelen aan(zij) spoelden aan
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) aanspoele(dat ik) aanspoelde
(dat jij) aanspoele(dat jij) aanspoelde
(dat hij) aanspoele(dat hij) aanspoelde
(dat wij) aanspoelen(dat wij) aanspoelden
(dat jullie) aanspoelen(dat jullie) aanspoelden
(dat gij) aanspoelet(dat gij) aanspoeldet
(dat zij) aanspoelen(dat zij) aanspoelden
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
aanspoelend, aanspoelende(zijn) aangespoeld

Foarbylden fan gebrûk

Het verhaal gaat dat er in 1845 een vat aanspoelde op Terschelling.
Het 14 meter lange lichaam spoelde zaterdag aan.
De Zweedse en Deense politie hebben geen idee van de herkomst van de dode koeien die de afgelopen dagen zijn aangespoeld op de kust.
Drie maanden geleden spoelde er wel een kleine hoeveelheid van de stof aan op het strand.

Oarsettingen

Afrikaanskaan wal gaan
Dútskseinen Fuß ans Ufer setzen; ans Ufer klettern; das Festland betreten; an Land gehen
Esperantosurbordiĝi
Ingelskbe washed ashore; wash ashore; wash up
Spaanskser arrojado a la playa