Ynformaasje oer it wurd achteruitgaan (Nederlânsk → Esperanto: malprosperi)

Synonimen: mislukken, tegenlopen, vervallen

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ɑxtəˈrœy̯txan/
Ofbrekingach·ter·uit·gaan

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) ga achteruit(ik) ging achteruit
(jij) gaat achteruit(jij) ging achteruit
(hij) gaat achteruit(hij) ging achteruit
(wij) gaan achteruit(wij) gingen achteruit
(jullie) gaan achteruit(jullie) gingen achteruit
(gij) gaat achteruit(gij) gingt achteruit
(zij) gaan achteruit(zij) gingen achteruit
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) achteruitga(dat ik) achteruitginge
(dat jij) achteruitga(dat jij) achteruitginge
(dat hij) achteruitga(dat hij) achteruitginge
(dat wij) achteruitgaan(dat wij) achteruitgingen
(dat jullie) achteruitgaan(dat jullie) achteruitgingen
(dat gij) achteruitgaat(dat gij) achteruitginget
(dat zij) achteruitgaan(dat zij) achteruitgingen
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
achteruitgaand, achteruitgaande(zijn) achteruitgegaan

Oarsettingen

Esperantomalprosperi
Ingelskdecline; fail