Ynformaasje oer it wurd aanpassen (Nederlânsk → Esperanto: konformigi)

Synonimen: afstemmen, in overeenstemming brengen, rijmen

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈampɑsə(n)/
Ofbrekingaan·pas·sen

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) pas aan(ik) paste aan
(jij) past aan(jij) paste aan
(hij) past aan(hij) paste aan
(wij) passen aan(wij) pasten aan
(jullie) passen aan(jullie) pasten aan
(gij) past aan(gij) pastet aan
(zij) passen aan(zij) pasten aan
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) aanpasse(dat ik) aanpaste
(dat jij) aanpasse(dat jij) aanpaste
(dat hij) aanpasse(dat hij) aanpaste
(dat wij) aanpassen(dat wij) aanpasten
(dat jullie) aanpassen(dat jullie) aanpasten
(dat gij) aanpasset(dat gij) aanpastet
(dat zij) aanpassen(dat zij) aanpasten
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
pas aanpast aan
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
aanpassend, aanpassende(hebben) aangepast

Foarbylden fan gebrûk

Heer Olivier was zo goed mijn salaris aan te passen aan de eisen des tijds.

Oarsettingen

Dútskin Übereinstimmung bringen; in Einklang bringen; anpassen; angleichen
Esperantokonformigi; alkonformigi
Ingelskfit