Ynformaasje oer it wurd voortzeggen (Nederlânsk → Esperanto: komuniki)

Synonimen: berichten, mededelen, meedelen

Wurdsoartetiidwurd

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) zeg voort(ik) zegde voort
(jij) zegt voort(jij) zegde voort
(hij) zegt voort(hij) zegde voort
(wij) zeggen voort(wij) zegden voort
(jullie) zeggen voort(jullie) zegden voort
(gij) zegt voort(gij) zegdet voort
(zij) zeggen voort(zij) zegden voort
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) voortzegge(dat ik) voortzegde
(dat jij) voortzegge(dat jij) voortzegde
(dat hij) voortzegge(dat hij) voortzegde
(dat wij) voortzeggen(dat wij) voortzegden
(dat jullie) voortzeggen(dat jullie) voortzegden
(dat gij) voortzegget(dat gij) voortzegdet
(dat zij) voortzeggen(dat zij) voortzegden
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
zeg voortzegt voort
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
voortzeggend, voortzeggende(hebben) voortgezegd

Oarsettingen

Afrikaanskberig
Dútskanschließen; mitteilen; teilhaftig machen; kommunizieren; in Kenntnis setzen; übertragen; verbinden; in Verbindung bringen; den Verkehr vermitteln
Esperantokomuniki
Fereuerskkunngera; upplýsa
Frânskcommuniquer
Ingelskcommunicate; report; impart; put across; get across
Italjaanskannunciare; comunicare
Katalaanskcomunicar
Nederdútskberichten
Papiamintskkomuniká
Poalskkomunikować; powiadamiać
Portegeeskcomunicar; participar
Sealterfryskansluute; deelhaftich moakje; ferbiende; meedeele
Spaanskcomunicar