Ynformaasje oer it wurd uitdrukken (Nederlânsk → Esperanto: eldiri)

Synonimen: uitspreken, vellen, verwoorden

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈœy̯drɵkə(n)/
Ofbrekinguit·druk·ken

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) druk uit(ik) drukte uit
(jij) drukt uit(jij) drukte uit
(hij) drukt uit(hij) drukte uit
(wij) drukken uit(wij) drukten uit
(jullie) drukken uit(jullie) drukten uit
(gij) drukt uit(gij) druktet uit
(zij) drukken uit(zij) drukten uit
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) uitdrukke(dat ik) uitdrukte
(dat jij) uitdrukke(dat jij) uitdrukte
(dat hij) uitdrukke(dat hij) uitdrukte
(dat wij) uitdrukken(dat wij) uitdrukten
(dat jullie) uitdrukken(dat jullie) uitdrukten
(dat gij) uitdrukket(dat gij) uitdruktet
(dat zij) uitdrukken(dat zij) uitdrukten
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
druk uitdrukt uit
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
uitdrukkend, uitdrukkende(hebben) uitgedrukt

Oarsettingen

Dútskeine Aussage treffen über; aussprechen
Esperantoeldiri
Ingelskput; utter
Portegeeskexpressar; exprimir; formular