Ynformaasje oer it wurd volvoeren (Nederlânsk → Esperanto: efektivigi)

Synonimen: bewerkstelligen, doorvoeren, tot stand brengen, verwezenlijken, voor elkaar krijgen, implementeren

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/vɔlˈvuːrə(n)/
Ofbrekingvol·voe·ren

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) volvoer(ik) volvoerde
(jij) volvoert(jij) volvoerde
(hij) volvoert(hij) volvoerde
(wij) volvoeren(wij) volvoerden
(jullie) volvoeren(jullie) volvoerden
(gij) volvoert(gij) volvoerdet
(zij) volvoeren(zij) volvoerden
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) volvoere(dat ik) volvoerde
(dat jij) volvoere(dat jij) volvoerde
(dat hij) volvoere(dat hij) volvoerde
(dat wij) volvoeren(dat wij) volvoerden
(dat jullie) volvoeren(dat jullie) volvoerden
(dat gij) volvoeret(dat gij) volvoerdet
(dat zij) volvoeren(dat zij) volvoerden
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
volvoervolvoert
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
volvoerend, volvoerende(hebben) volvoerd

Foarbylden fan gebrûk

Hun plan hadden zij niet volvoerd.
Volvoer de opdracht die erin staat vermeld en kom naar uw basis terug.

Oarsettingen

Dútskausführen; ausrichten; verwirklichen; bewerkstelligen; vollbringen; durchführen; zustande bringen; leisten; vornehmen
Esperantoefektivigi
Frânskréaliser
Ingelskaccomplish
Poalskurzeczywistniać; zrealizować
Portegeeskefectivar; efectuar; realizar
Sealterfryskuutfiere; uutgjuchte
Spaanskrealizar