Information about the word pantseren (Dutch → Esperanto: blendi)

Synonyms: blinderen, bepantseren

Part of speechverb
Pronunciation/ˈpɑntsərə(n)/
Hyphenationpant·se·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) pantser(ik) pantserde
(jij) pantsert(jij) pantserde
(hij) pantsert(hij) pantserde
(wij) pantseren(wij) pantserden
(jullie) pantseren(jullie) pantserden
(gij) pantsert(gij) pantserdet
(zij) pantseren(zij) pantserden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) pantsere(dat ik) pantserde
(dat jij) pantsere(dat jij) pantserde
(dat hij) pantsere(dat hij) pantserde
(dat wij) pantseren(dat wij) pantserden
(dat jullie) pantseren(dat jullie) pantserden
(dat gij) pantseret(dat gij) pantserdet
(dat zij) pantseren(dat zij) pantserden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
pantserpantsert
Participles
Present participlePast participle
pantserend, pantserende(hebben) gepantserd

Usage samples

Gim arriveerde gisteren al per gepantserde trein in de Russische havenstad.

Translations

Englisharmour; armour‐plate
Esperantoblendi; kirasi
Portugueseblindar; couraçar; prover de blindagem
Spanishblindar