Information about the word inzegenen (Dutch → Esperanto: beni)

Synonyms: inwijden, wijden, zegenen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɪnzeɣənə(n)/
Hyphenationin·ze·ge·nen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) zegen in(ik) zegende in
(jij) zegent in(jij) zegende in
(hij) zegent in(hij) zegende in
(wij) zegenen in(wij) zegenden in
(jullie) zegenen in(jullie) zegenden in
(gij) zegent in(gij) zegendet in
(zij) zegenen in(zij) zegenden in
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) inzegene(dat ik) inzegende
(dat jij) inzegene(dat jij) inzegende
(dat hij) inzegene(dat hij) inzegende
(dat wij) inzegenen(dat wij) inzegenden
(dat jullie) inzegenen(dat jullie) inzegenden
(dat gij) inzegenet(dat gij) inzegendet
(dat zij) inzegenen(dat zij) inzegenden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
zegen inzegent in
Participles
Present participlePast participle
inzegenend, inzegenende(hebben) ingezegend

Translations

Catalanbeneir
Czechblahořečit; požehnat; velebit; žehnat
Englishbless
English (Old English)bletsian
Esperantobeni
Faeroesevælsigna
Finnishsiunata
Frenchbénir
Germansegnen; einsegnen; benedeien
Hungarianáld
Italianbenedire
Papiamentobendishoná
Portugueseabençoar; bendizer; benzer
Russianблагословить; благословлять
Saterland Frisiansäägenje
Scotsbliss
Spanishbendecir
Srananbresi; seygi
Swedishsigna; välsigna