Information about the word veralgemenen (Dutch → Esperanto: ĝeneraligi)

Synonym: generaliseren

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) veralgemeen(ik) veralgemeende
(jij) veralgemeent(jij) veralgemeende
(hij) veralgemeent(hij) veralgemeende
(wij) veralgemenen(wij) veralgemeenden
(jullie) veralgemenen(jullie) veralgemeenden
(gij) veralgemeent(gij) veralgemeendet
(zij) veralgemenen(zij) veralgemeenden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) veralgemene(dat ik) veralgemeende
(dat jij) veralgemene(dat jij) veralgemeende
(dat hij) veralgemene(dat hij) veralgemeende
(dat wij) veralgemenen(dat wij) veralgemeenden
(dat jullie) veralgemenen(dat jullie) veralgemeenden
(dat gij) veralgemenet(dat gij) veralgemeendet
(dat zij) veralgemenen(dat zij) veralgemeenden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
veralgemeenveralgemeent
Participles
Present participlePast participle
veralgemenend, veralgemenende(hebben) veralgemeend

Translations

Englishgeneralize
Esperantoĝeneraligi
Germanverallgemeinern; generalisieren
Spanishgeneralizar