Information about the word omwikkelen (Dutch → Esperanto: ĉirkaŭvolvi)

Synonym: omwínden

Part of speechverb
Pronunciation/ɔmˈʋɪkələ(n)/
Hyphenationom·wik·ke·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) omwikkel(ik) omwikkelde
(jij) omwikkelt(jij) omwikkelde
(hij) omwikkelt(hij) omwikkelde
(wij) omwikkelen(wij) omwikkelden
(jullie) omwikkelen(jullie) omwikkelden
(gij) omwikkelt(gij) omwikkeldet
(zij) omwikkelen(zij) omwikkelden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) omwíkkele(dat ik) omwikkelde
(dat jij) omwíkkele(dat jij) omwikkelde
(dat hij) omwíkkele(dat hij) omwikkelde
(dat wij) omwikkelen(dat wij) omwikkelden
(dat jullie) omwikkelen(dat jullie) omwikkelden
(dat gij) omwikkelet(dat gij) omwikkeldet
(dat zij) omwikkelen(dat zij) omwikkelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
omwikkelomwikkelt
Participles
Present participlePast participle
omwikkelend, omwikkelende(hebben) omwikkeld

Usage samples

De schemering omwikkelde hem meer en meer.

Translations

Catalanembolicar; envoltar; rodejar
Englishwind
Esperantoĉirkaŭvolvi
Germanumwickeln
Spanishenvolver; rodear