Information about the word viseren (Dutch → Esperanto: vizi)

Synonym: aftekenen

Part of speechverb
Pronunciation/viˈzerə(n)/
Hyphenationvi·se·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) viseer(ik) viseerde
(jij) viseert(jij) viseerde
(hij) viseert(hij) viseerde
(wij) viseren(wij) viseerden
(jullie) viseren(jullie) viseerden
(gij) viseert(gij) viseerdet
(zij) viseren(zij) viseerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) visere(dat ik) viseerde
(dat jij) visere(dat jij) viseerde
(dat hij) visere(dat hij) viseerde
(dat wij) viseren(dat wij) viseerden
(dat jullie) viseren(dat jullie) viseerden
(dat gij) viseret(dat gij) viseerdet
(dat zij) viseren(dat zij) viseerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
viseerviseert
Participles
Present participlePast participle
viserend, viserende(hebben) geviseerd

Usage samples

„Wel vriend,” zei Fix hem aansprekend, „is uw paspoort geviseerd?”

Translations

Englishendorse
Esperantovizi
Germanvisieren
Portuguesevisar
Spanishvisar