Information about the word wekken (Dutch → Esperanto: veki)

Synonyms: opwekken, wakker maken

Part of speechverb
Pronunciation/ˈʋɛkə(n)/
Hyphenationwek·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) wek(ik) wekte
(jij) wekt(jij) wekte
(hij) wekt(hij) wekte
(wij) wekken(wij) wekten
(jullie) wekken(jullie) wekten
(gij) wekt(gij) wektet
(zij) wekken(zij) wekten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) wekke(dat ik) wekte
(dat jij) wekke(dat jij) wekte
(dat hij) wekke(dat hij) wekte
(dat wij) wekken(dat wij) wekten
(dat jullie) wekken(dat jullie) wekten
(dat gij) wekket(dat gij) wektet
(dat zij) wekken(dat zij) wekten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
wekwekt
Participles
Present participlePast participle
wekkend, wekkende(hebben) gewekt

Usage samples

En nu zullen wij die heren wekken.
Het gezin van de gemeentebode, die aan de kade buiten de dijk woonde, werd gewekt.
Ik zal Roland maar wekken.
Zijn eerste daad was Tom Poes te wekken, want aan een slapende vriend heeft men tenslotte geen steun.
De vogels wekten hem vroeg in de ochtend.

Translations

Afrikaanswek; wakker maak
Catalandespertar; desvetllar
Czechbudit; buditi; probudit; vzbudit
Danishvække
Englisharouse; awaken; wake; awake; waken
Esperantoveki
Faeroesevekja
Finnishherättää
Frenchréveiller
Germanwecken; aufwecken; erwecken
Malaymembanguni
Norwegianvegge
Papiamentospierta
Portugueseacordar; despertar
Russianбудить; разбудить
Saterland Frisianapwoakje; woakje
Spanishdespertar
Srananwiki
Swedishväcka
Thaiปลุก
Yiddishאױפֿװעקנ