Information about the word marmeren (Dutch → Esperanto: vejni)

Synonym: aderen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈmɑrmərə(n)/
Hyphenationmar·me·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) marmer(ik) marmerde
(jij) marmert(jij) marmerde
(hij) marmert(hij) marmerde
(wij) marmeren(wij) marmerden
(jullie) marmeren(jullie) marmerden
(gij) marmert(gij) marmerdet
(zij) marmeren(zij) marmerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) marmere(dat ik) marmerde
(dat jij) marmere(dat jij) marmerde
(dat hij) marmere(dat hij) marmerde
(dat wij) marmeren(dat wij) marmerden
(dat jullie) marmeren(dat jullie) marmerden
(dat gij) marmeret(dat gij) marmerdet
(dat zij) marmeren(dat zij) marmerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
marmermarmert
Participles
Present participlePast participle
marmerend, marmerende(hebben) gemarmerd

Translations

Englishgrain
Esperantovejni
Spanishjaspear; vetear