Information about the word overweldigen (Dutch → Esperanto: uzurpi)

Synonyms: kraken, usurperen, zich meester maken van

Part of speechverb
Pronunciation/ovərˈʋɛldəɣə(n)/
Hyphenationover·wel·di·gen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) overweldig(ik) overweldigde
(jij) overweldigt(jij) overweldigde
(hij) overweldigt(hij) overweldigde
(wij) overweldigen(wij) overweldigden
(jullie) overweldigen(jullie) overweldigden
(gij) overweldigt(gij) overweldigdet
(zij) overweldigen(zij) overweldigden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) overweldige(dat ik) overweldigde
(dat jij) overweldige(dat jij) overweldigde
(dat hij) overweldige(dat hij) overweldigde
(dat wij) overweldigen(dat wij) overweldigden
(dat jullie) overweldigen(dat jullie) overweldigden
(dat gij) overweldiget(dat gij) overweldigdet
(dat zij) overweldigen(dat zij) overweldigden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
overweldigoverweldigt
Participles
Present participlePast participle
overweldigend, overweldigende(hebben) overweldigd

Translations

Danishbesætte
Englishoverpower; usurp
Esperantouzurpi
Faeroeseræna til sín
Germanursurpieren
Icelandicyfirtaka
Norwegianokkupere
Portuguesedefraudar; esbulhar; usurpar
Saterland Frisianusurpierje
Spanishusurpar
Swedishockupera