Information about the word overwinteren (Dutch → Esperanto: travintri)

Part of speechverb
Pronunciation/ovərˈʋɪntərə(n)/
Hyphenationover·win·te·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) overwinter(ik) overwinterde
(jij) overwintert(jij) overwinterde
(hij) overwintert(hij) overwinterde
(wij) overwinteren(wij) overwinterden
(jullie) overwinteren(jullie) overwinterden
(gij) overwintert(gij) overwinterdet
(zij) overwinteren(zij) overwinterden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) overwintere(dat ik) overwinterde
(dat jij) overwintere(dat jij) overwinterde
(dat hij) overwintere(dat hij) overwinterde
(dat wij) overwinteren(dat wij) overwinterden
(dat jullie) overwinteren(dat jullie) overwinterden
(dat gij) overwinteret(dat gij) overwinterdet
(dat zij) overwinteren(dat zij) overwinterden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
overwinteroverwintert
Participles
Present participlePast participle
overwinterend, overwinterende(hebben) overwinterd

Usage samples

Hierin overwinteren de larven.
Zo nodig zou men zelfs hebben kunnen overwinteren in Petropavlovsk.
In september verlaat hij Nederland om in Afrika te overwinteren.

Translations

Englishwinter
Esperantotravintri; vintri
Low Germanöäverwinteren
Portugueseinvernar