Information about the word overplanten (Dutch → Esperanto: transplanti)

Synonyms: overpoten, transplanteren, verplanten, verpoten

Part of speechverb
Pronunciation/ˈovərplɑntə(n)/
Hyphenationover·plan·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) plant over(ik) plantte over
(jij) plant over(jij) plantte over
(hij) plant over(hij) plantte over
(wij) planten over(wij) plantten over
(jullie) planten over(jullie) plantten over
(gij) plant over(gij) planttet over
(zij) planten over(zij) plantten over
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) overplante(dat ik) overplantte
(dat jij) overplante(dat jij) overplantte
(dat hij) overplante(dat hij) overplantte
(dat wij) overplanten(dat wij) overplantten
(dat jullie) overplanten(dat jullie) overplantten
(dat gij) overplantet(dat gij) overplanttet
(dat zij) overplanten(dat zij) overplantten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
plant overplant over
Participles
Present participlePast participle
overplantend, overplantende(hebben) overgeplant

Translations

Englishtransplant
Esperantotransplanti
Germanumpflanzen
Papiamentotransplantá
Spanishtrasplantar
West Frisianferplantsje