Information about the word zwermen (Dutch → Esperanto: svarmi)

Synonyms: krielen, krioelen, wemelen, wriemelen

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) zwerm(ik) zwermde
(jij) zwermt(jij) zwermde
(hij) zwermt(hij) zwermde
(wij) zwermen(wij) zwermden
(jullie) zwermen(jullie) zwermden
(gij) zwermt(gij) zwermdet
(zij) zwermen(zij) zwermden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) zwerme(dat ik) zwermde
(dat jij) zwerme(dat jij) zwermde
(dat hij) zwerme(dat hij) zwermde
(dat wij) zwermen(dat wij) zwermden
(dat jullie) zwermen(dat jullie) zwermden
(dat gij) zwermet(dat gij) zwermdet
(dat zij) zwermen(dat zij) zwermden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
zwermzwermt
Participles
Present participlePast participle
zwermend, zwermende(hebben/zijn) gezwermd

Translations

Czechhemžit se
Englishswarm
Esperantosvarmi
Faeroeseflykkjast; tyrpast
Frenchfourmiller; grouiller
Germanschwärmen; wimmeln
Italianbrulicare
Portugueseenxamear; formigar; pulular
Saterland Frisiandrööme; swaarmje; swäärmje; swoormje; wimmelje
Spanishhormiguear; pulular