Information about the word regeren (Dutch → Esperanto: reĝi)

Synonym: koning zijn

Part of speechverb
Pronunciation/rəˈɣerə(n)/
Hyphenationre·ge·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) regeer(ik) regeerde
(jij) regeert(jij) regeerde
(hij) regeert(hij) regeerde
(wij) regeren(wij) regeerden
(jullie) regeren(jullie) regeerden
(gij) regeert(gij) regeerdet
(zij) regeren(zij) regeerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) regere(dat ik) regeerde
(dat jij) regere(dat jij) regeerde
(dat hij) regere(dat hij) regeerde
(dat wij) regeren(dat wij) regeerden
(dat jullie) regeren(dat jullie) regeerden
(dat gij) regeret(dat gij) regeerdet
(dat zij) regeren(dat zij) regeerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
regeerregeert
Participles
Present participlePast participle
regerend, regerende(hebben) geregeerd

Translations

Esperantoreĝi