Information about the word opleven (Dutch → Esperanto: revigliĝi)

Synonyms: opflikkeren, weer aantrekken

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɔplevə(n)/
Hyphenationop·le·ven

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) opleef(ik) opleefde
(jij) opleeft(jij) opleefde
(hij) opleeft(hij) opleefde
(wij) opleven(wij) opleefden
(jullie) opleven(jullie) opleefden
(gij) opleeft(gij) opleefdet
(zij) opleven(zij) opleefden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) opleve(dat ik) opleefde
(dat jij) opleve(dat jij) opleefde
(dat hij) opleve(dat hij) opleefde
(dat wij) opleven(dat wij) opleefden
(dat jullie) opleven(dat jullie) opleefden
(dat gij) oplevet(dat gij) opleefdet
(dat zij) opleven(dat zij) opleefden
Participles
Present participlePast participle
oplevend, oplevende(zijn) opgeleefd

Usage samples

Heer Ollie leefde een beetje op.

Translations

Esperantorevigliĝi
Frenchrebondir; reprendre des forces
Portuguesereanimar‐se; recobrar ânimo
Spanishrenacer